Bij de eerste methode om het ideale lichaamsgewicht te bepalen wordt gebruik
gemaakt van lichaamslengte, borstomvang en geslacht.
Deze methode is het best toepasbaar voor gemiddelde lichaamsmaten. Voor een vrouw is dat: 170 cm (lengte) en 90 - 97 cm (borstomvang). En de lengte van een gemiddelde man is 181 cm met daarbij een borstomvang van: 94 - 101 cm.
Deze methode (andere benaming is Quetelet-index) geeft indicatie of je gewicht bij je lichaamslengte past. Je gewicht wordt gedeeld door je lengte in het kwadraat. Je zit goed als de uitkomst ligt tussen de 18,5 en 25. Daaronder ben je te mager in verhouding met je lichaamslengte. Is je berekende index iets meer dan 25 dan ben je mogelijk iets te zwaar. Veel boven de 25 ben je ongezond dik. Voor mensen boven de 60 jaar is de BMI niet de juiste methode.
Omdat deze methode een schatting is van het ideale gewicht kan een BMI van even onder de 20 mogelijk ongezond zijn.
Volwassenen
Body Mass Index | |
Onder de 18,5 | Te mager |
Tussen 18,5 en 25 | Goed. Gezond gewicht |
Iets boven de 25 | Waarschijnlijk overgewicht |
Veel boven de 25 | Te zwaar |
Boven de 32 | Zwaar overgewicht |
Kinderen
Voor kinderen moeten de hier bovengenoemde BMI waarden voor de leeftijd en het
geslacht worden gecorrigeerd. De BMI is niet juist omdat tijdens de groei het
vetpercentage in verhouding met de lichaamslengte verandert. Ook is er een klein
verschil tussen jongens en meisjes.
Als je geen zin of tijd (of wat dan ook) hebt om je borstomvang te meten kun je
altijd nog gebruik maken van de derde methode. Deze is natuurlijk wel een stuk
minder betrouwbaar.
Meet met een meetlint je buikomvang. Hiervoor moet je de tailleomtrek tussen de onderste rib en de bovenkant van het heupbeen nemen. Hierbij mag je de meetlint niet te strak aantrekken.
Vrouwen | |
Minder dan 80 cm | Gezond |
Tussen 80 en 88 cm | Verhoogd risico |
Boven de 88 cm | Sterk verhoogd risico |
Mannen | |
Minder dan 94 cm | Gezond |
Tussen 94 en 102 cm | Verhoogd risico |
Boven de 102 cm | Sterk verhoogd risico |
Voor mensen boven de 50 is deze methode waarschijnlijk een geschiktere methode dan die van de Body Mass Index. Over het algemeen neemt de spiermassa af en de vetpercentage toe tijdens het ouder worden. Dit betekent dat het lichaamsgewicht bij de Body Mass Index berekening een minder goede verhouding weergeeft, omdat spierweefsel zwaarder is dan vetweefsel.